Tekst: Huib J. Plankeel, Leiden - www.grijsbaard.nl
Inleiding | |
Aernout Pietersen (of stadhouder?) | 1610-1611 |
Govaert Weylandt | 1612?-1617 |
Jan Jacobsen (provisioneel?) | 1617-1618 |
Jan Anraet | 1618?-1620 |
Samuel de Lescluse | 1621-1632 |
Jean de Cussonnel | 1632-1638 |
Samuel de Lescluse (provisioneel) | 1638 |
Pieter Boucherij | 1639 |
Samuel de Lescluse (provisioneel) | 1639-1640 |
Johannes Mogge | 1640-1643 |
Johan van Gronsfelt | 1645-1682 |
Esaias de Coster, tevens admodiateur 1692-1701 | 1683-1701 |
Coenraat van Heussen, tevens admodiateur 1702-1707 | 1702-1707? |
??van de Brande | 1707?-1709? |
Johan van Hoorn, tevens admodiateur 1709-1713 | 1709-1713 |
Jacobus Loke sr., tevens admodiateur 1713-1720 | 1714-1720 |
Servaas Loke, tevens admodiateur 1720-1746 | 1720-1761 |
Walterus de Smidt | 1761-1776 |
Philippus Christoffel van Hierschot | 1776-1794 |
J. Delbaar fils | 1794-na 1798? |
De bailliu van Breskens was de plaatsvervanger van de Heer van Breskens en werd ook door deze benoemd. Dit ambt
werd kennelijk verpacht, zoals in de 17e en 18e eeuw gebruikelijk was, maar veel informatie is daar
niet over te vinden. In de periode, dat de familie von Danckelman de heerlijkheid in leen had,
lijkt de heerlijkheid tesamen met het bailliuschap te zijn verpacht. De admodiateurs (de pachters
van de heerlijkheid) komen ook voor als bailliu. Niet zo verwonderlijk. Een bailliu betekende
immers een extra uitgavenpost voor de admodiateur.
De bailliu vervulde in het maatschappelijk leven een belangrijke rol, maar kon die rol slechts
uitoefenen binnen het subtiele machtsevenwicht, dat er bestond tussen bailliu enerzijds en de
maatschappelijke bovenlaag anderszijds. Niet iedereen slaagde daarin. Een positief voorbeeld in
deze is bailliu Johan van Gronsfelt, die bijna 40 jaar bailliu van Breskens was. Ook Jacobus Loke,
en zijn zoon Servaas, zijn in deze bijzonder vaardig gebleken. Zij slaagden erin het vrijwel geheel
verloren gegane gezag voor de (ver weg wonende) vrijheer weer te herstellen, zowel binnen de
heerlijkheid als ook daarbuiten, in de relatie met de Magistraat van het Vrije van Sluis.
In het nu volgende worden de achtereenvolgende bailliu's van Breskens behandeld, voorzover mijn gegevens gaan. De bailliu's, die tevens admodiateur van Breskens waren, worden behandeld onder de Heren van Breskens.
Deze persoon, van wie ik verder niets af weet, wordt reeds op 28 mei 16101 vermeld als bailliu, en wordt op 15 nov. 16102 bij het vermaken van de wet door rekenmr. Cauwe, opnieuw als bailliu aangesteld. Hij staat vóór de burgemeester, maar het is onzeker of het hier echt om de functie van bailliu gaat. Bij het vermaken van de wet op 20 sept. 16113 komt op deze plaats (maar dan stadthouder genoemd) Jan van Damme.
Noten: 1, 2, 3: ZV 2151f
Deze komt voor het eerst voor als bailliu op 13 aug. 16121 en wordt als zodanig nog vermeld op 28 nov. 1616. Hij wordt vermeld als oud bailliu op 23 april 16182. Weylandt bezat de grote hofstede in de Gistelarepolder. Toen hij omstreeks begin 1617 voor zaken in Antwerpen was, werd hij gegijzeld door de Heer van Gistel, de vermoedelijke eigenaar van de (onteigende?) hofstede. Hierdoor werd hij geruïneerd, als gevolg waarvan hij ook afstand heeft gedaan van de bailliage van Breskens. Na zijn vrijlating is hij weer te Breskens komen wonen, en werd aldaar in 1622 in de kerk begraven, oud ca 62 jaar. Hij was gehuwd met Anna Tacx, en had drie kinderen, Albert (geboren in Utrecht), Cornelis en Mayken.
Noten: 1, ZV 2151f; 2, ZV 2151x/n58
Terwijl Weylandt elders was, is vanaf mei 1617 in de civiele rol1 sprake van een "dhr bailliu". Dit zal Jan Jacobsen zijn, die op 27 nov. 1617 vermeld wordt als bailliu. Vermoedelijk heeft hij deze plaats provisioneel vervuld. Waarschijnlijk is deze Jan Jacobsen dezelfde, die later als schepen wordt vermeld. Zekerheid heb ik daarover nog niet.
Noot: 1, ZV 2151f
Jan Anraet laat op 20 mei 1618 zijn dochter Cornelia te Breskens dopen, en wordt op 1 juli 1618
met zijn vrouw Agatha de Waele lidmaat te Breskens. Vermoedelijk is hij in de lente van 1618 te
Breskens gekomen. De eerste vermelding van hem als bailliu dateert van 16 jan. 16191
. Hij overleed kort vóór 9 nov. 1620.
Jan Anraet was eerst gehuwd met Marija, dochter van Aernout de Coninc, schoolmeester te Tholen, bij
wie hij drie kinderen had (wiens namen mij onbekend zijn), en daarna met Agatha Claes de Waele, bij
wie hij twee dochters had, Cornelia en Susanna. Zijn weduwe hertrouwde met Gerard van Besten.
Noot: 1, ZV 2151x
Naar eigen zeggen1 werd hij in 1621 bailliu van
Breskens. In 1632 wordt hij van de bailliage ontheven, na kennelijk grote problemen met de
parochianen, zoals o.a. blijk uit de acta van de kerkenraad [o.a. 4 jan. 1631]. Hij komt later te
Breskens wel weer voor als burgemeester, en na het overlijden van Jean de Cussonnel nog als
waarnemend bailliu, zoals blijkt uit zijn décharge 27 dec. 16382.
Ook na het afzetten van Pieter Boucherij werd hij op 27 oct. 1639 bij provisie tot bailliu
aangesteld, wat hij bleef tot de komst van Johannes Mogge.
Samuel de Lescluse was geboren rond 1590 bij Middelburg in Zeeland, en overleed te Oostburg, waar
hij werd begraven op 30 sept. 1651. Hij trouwde te Aardenburg 23 febr. 1620 (otr. 1 febr.) met Anna
Pit, dochter van predikant Seginis Pit en Anneke Draver. Anna Pit werd begraven te Oostburg, 17 mei
1653. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen in leven gebleven: Zephania (ongehuwd overleden),
Janneken (geh. met Cornelis Teerlingh, Oostburg) en Sara (geh. met Jacobus Gallo, Schoondijke).
Noten: 1, ZV 2151x/n260, 24-6-1641; 2, ZV 2151l (achterin)
Deze werd op 30 juli 1632 bij brief1 door de Heer tot waarnemend bailliu aangesteld. Op 21 febr. 16332 deed hij eed als bailliu. Hij overleed kort vóór 29 jan. 16383. Na zijn overlijden neemt oud bailliu Samuel de Lescluse de zaken waar.
Noten: 1, OAB 7; 2, ZV 2151j; 3, ZV 2151l (achterin)
Dit is een onduidelijke figuur, die door jonker Johan Sticke, de broer van de
Heer, was aangesteld. Hij wordt
door de magistraat van Breskens pas erkend ná een expres bevel om Boucherij als bailliu ter
erkennen [ZV2151l, 7 juni 1639], maar reeds op 22 aug. van datzelfde jaar interdiceert jonker Johan
Sticke Boucherij "sich met de bailliage van Breskens niet te belangen na dato deses".
Oud bailliu Samuel de Lescluse neemt hierna de zaken weer waar.
Johannes Mochge de jonge toonde de magistraat van Breskens op 22 nov. 1640 zijn commissie als
bailliu en deed de eed als bailliu op 14 jan. 16411. Kennelijk ontstonden al snel financiële problemen en op 28 april 1643 zegt hij zijn
dienst als bailliu op bij Christoff Sticke, die toen kennelijk in Breskens was. In 1644 verkocht
hij zijn huis in Breskens aan zijn broer Jacob Mogge.
Johannes Mogge was geboren te Vlissingen ca 1618. Hij studeerde medicijnen te Leiden, waar hij
vermoedelijk in 1644 promoveerde (vermeld Leiden 1637, 1644). Hij vertrok in 1646 naar Brazilië,
maar overleed onderweg.
Noot: 1, ZV 2151l (achterin)
Johan van Gronsfelt, afkomstig van Calcar, deed eed als bailliu van Breskens op 16 jan. 1645.
Hij was bijna 38 jaar bailliu van Breskens en hij lijkt een goed evenwicht gevonden te hebben
tussen enerzijds de belangen van de vrijheer en anderzijds die van de inwoners van Breskens. Hij
overleed op 4 dec. 16821 en werd te Breskens begraven op 11 dec.
Van Gronsfelt was eigenaar van de hofstede "de Duyvekeete" in cavel 1 van Oud Breskens. Hij was in
1653 gehuwd met Francijntje Loncke, gedoopt te Breskens 12 febr. 1634 en overleden (te Groede?) ná
1687. Hun enige dochter Johanna, ged. Breskens 14 mei 1656, trouwde in 1678 met mr. Abraham van den
Bussche, griffier sLands van den Vrijen, en kreeg als huwelijksgeschenk de eigendom van de hofstede
"de Duyvekeete".
Noot: 1, ZV 2151l
Esaias de Coster, geboren te Middelburg rond 1645, deed eed als bailliu van Breskens op 30 nov.
16831. Hij werd, samen met zijn vrouw Anna Maria Willems, op 31 maart
1684 lidmaat te Breskens met attestatie van Middelburg. In 1692 verwierf hij de heerlijkheid
Breskens in admodiatie.
Zie verder Heren van Breskens. Hij werd
begraven te Breskens op 25 okt. 1701.
Noot: 1, ZV 2151l
Deze was zowel admodiateur als bailliu van Breskens. Zie Heren van Breskens.
Deze werd op 3 aug. 17091 aangesteld tot bailliu van Breskens door dHr van de Brande, burgemeester van Middelburg, uit naam van de vrijheer. Op 1 jan. 1714 deed bailliu van Hoorn afstand van het bailliuschap i.p.v. Jacobus Loke, volgens commissie van de vrijheer van 8 april 1713. Zie Heren van Breskens.
Noot: 1, OAB 1
Jacobus Loke deed op 30 jan. 1714 eed als bailliu van Breskens, waartoe hij volgens de commissie van de vrijheer op 8 april 1713 was aangesteld. Loke was toen al admodiateur van Breskens, daar hij op 20 juni 1713 in die hoedanigheid de wet vermaakte (d.w.z. de magistraat benoemde). Zie verder Heren van Breskens.
Servaas Loke, geboren te Groede 18 aug. 1689, volgde zijn vader op als admodiateur en bailliu van Breskens, aanvankelijk bij provisie en definitief op 20 okt. 1722, toen hij de eed als bailliu aflegde in handen van dheer Johan van Hoorn, [oud bailliu], die hiertoe was gemachtigd door de vrijheer. Na het overlijden in 1745 van vrijheer Eberhard Ludwig von Danckelman en het terugvallen van de heerlijkheid op de leenheer, Carel Theodore, keurvorst van de Palts, raakte Loke de admodiatie kwijt, omdat de keurvorst de heerlijkheid zelf (via zijn rentmeester) beheerde. Loke werd als bailliu evenwel herbenoemd, volgens commissie van de vrijheer van 1 juli 1746. Loke legde opnieuw de eed af in handen van dHr Laurent Adan, rentmeester en gemachtigde van de vrijheer, op 26 okt. 17461. Servaas Loke overleed op 15 jan. 1761. Zie ook Heren van Breskens.
Noot: 1, OAB 3
Walterus de Smidt werd geboren ca 1715. Hij werd in 1736 notaris te Groede, en in 1742 secretaris van Breskens. Na het overlijden van Loke werd Walterus de Smidt bij commissie van de vrijheer, Mannheim d.d. 12 febr. 1761, aangesteld als baillliu van Breskens. Hij legde op 9 maart 1761 de eed van getrouwigheid aan de keurvorst af in handen van dHr P.J. Adan, als gemachtigd door de vrijheer, en deed op 13 maart 1761 de ordinaire eed als bailliu ten overstaan van de magistraat. Walterus de Smidt was behalve bailliu van Breskens ook notaris te Groede. Hij woonde in Groede. Hij deed eind 1776 vrijwillig afstand van het bailliuschap, en gaf brieven van aanbeveling t.b.v secretaris van Hierschot. Hij woonde nog te Groede in febr. 1796, oud 81 jaar, samen met zijn dienstmeid Apolina van Herzeele, 37 jaar. Nog onbekend is mij, wanneer hij overleed.
Van Hierschot werd geboren te Middelburg ca. 1743. Hij was clercq van Walterus de Smidt, en werd op diens aanbeveling in 1761 secretaris van Breskens. Na het vrijwillig aftreden van Walterus de Smidt als bailliu werd hij bij acte Mannheim d.d. 20 okt. 1776 door de vrijheer benoemd tot bailliu van Breskens. Op 18 juli 1794 schrijft de magistraat aan de graaf de Vieregg, als vertegenwoordiger van de vrijheer, dat bailliu van Hierschot al geruime tijd zeer ernstig ziek is en vermoedelijk niet meer zal genezen, en zij verzoekt Abraham Le Clercq als waarnemer en bij zijn overlijden als bailliu aan te stellen. Van Hierschot overleed, kort na het schrijven van deze brief, op 22 juli 1794, bijna 51 jaar oud.
Noot: 1, ZA, Handschr. 1433
Deze omstreeks 1758 geboren koopman wist zich in 1794 in het begin van de Franse tijd tot bailliu te laten benoemen1. Hij woonde in 1798 te Breskens samen met zijn vrouw Anthonia van Abeele, en drie zoons Jacobus, Pieter en Lowij.
Noot: 1, Nog te bekijken: OAB 25, stukken betreffende de benoeming van burger Delbaere tot baljuw