Breskens, Attestatiën 1657-1668

separator

Bewerking: Huib J. Plankeel, Leiden - www.grijsbaard.nl

Inleiding

In het Zeeuws archief te Middelburg bevindt zich in het Rechterlijk archief Zeeuws Vlaanderen onder nr. 2151ss een pak met minuten van attestaties (verklaringen) die in de periode 1657-1668 voor het gerecht van Breskens zijn afgelegd. De nummering is de door het archief aangebrachte potloodnummering. Helaas heeft men de stukken niet eerst op chronologische volgorde gelegd. De stukken zijn door mij chronologisch geordend.

Beschrijving


nr   datum verklaring
2
titelblad
1 3-10-1657 Verklaring van B&S van Breskens op verzoek van Maerten Heindrickx, "hoe dat eenen Jacob Louwers, immers in de wandelinge Koppe Louw, ende naer hem eenen Geert Koppen, voorsate van den voorn. Maerten Heindrick, hebben gewoont in den selven huyse, daer nu desen Maerten Heindrickx in woont, sijnde tselve huijs getimmert door den selven Jacob Louwers, ende ons is oock mede wel bekent, dat de voorn. twee persoonen ende nu desen Maerten Heindrickx altijt hebben gestaen onder de Limijten ende volgens dien onder de rechten deser stede ende vrijheerlickheyt ... den tyt van ontrent de veertich jaren."
(merk) Jacob Thomas, (merk) Pieter van Roo
54 22-10-1657 Verklaring van BB&S van Breskens op verzoek van sr Jan Loeysen, uit name van mevrouwe Catharijna Catz, getrout met dhr Martijnis Veth, dat Pieter de Smit, ondanks diverse aanmaningen nog diverse pachtgelden schuldig is aan de ontvanger der armen deser stede, "soo ist nochtans echter sulckx, dat den voors. armen ofte immers dheer ontfanger over deselve noch te cort is komende aen hem, Pieter de Smit, ende soude noch merckelijcke meer te cort hebben gecomen, ten ware den Edelen heer Heindrick Tybout, Heer van Aeghtekercke etc. merckelijcke den armen voornt. hadden gelieven te benificeren in seker contrackt van verlandinge van date den 15 julij 1656 met den kerckenraet deser heerlickheyt aengegaen, te weten met eenige landen deser armen competerende, daer denselven Pr. de Smit op heeft gewoont; voorder is ons noch kennelijck, dat de wesen van hem, Pr. de Smit aen voorn. Pr. de Smit sijn te cort gecomen de somme van £106 over haer moederlijcke weese penningen ende souden oock veel meerder te cort hebben gecomen, soo het voors. contrackt van verlandinge niet en ware aengegaen."
(wg) Cornelis Sentsen Bruggevate
53 23-10-1657 Kopie. Verklaring van de bailliu van Breskens op verzoek van sr Jan Loeysen, als last hebbend van juffr. Catharijna Catz, getrout met dhr. raetsheer Martijnis Veth; hij heeft nooit enig arrest gedaan op de vruchten van Pieter de Smit, staande op t land van dhr Veth in de Elisabethpolder; hij heeft het protocol ofte memorijboeck hierop nagezien en hier wel enige andere arresten aangetroffen; op de dag van de verkoping (23-6-1655) heeft Pieter de Smidt een accoord gesloten met Servaes Locque, gemachtigde van juffr. Catz.
Niet ondertekend. Onder stond: Ik verklaar verder als stokhouder, dat de koopdag niet meer heeft opgeleverd als £16.9.3
52 18-12-1657 "Soo bekenne ick onders:, Cornelis Reijniers, eygen soon van Reynier Cornelis ofte naer het schrijven van de hoochduytsche sprake Reinier Nelijs sal., overleden op Nieuwerhaven ende in Breskens begraven, wel ende deughdelick ontfangen ende gelicht te hebben seker attestatie uytter griffie alhier in Breskens van burgmr. ende raedt der stadt Gangelt, beneffens zekeren pachtbrief van eenighe morgen lants, gebruyckt ende onderteeckent bij Klaes Hinarets(?), bij welcke attestatie ende pachtbrief verklaert staet, dat deselve morgen lants sijn liggende int lant van Gulijck, ende sijn toebehoorende den voorn. Reinier Nelijs; hij ontlast B&S van Breskens van de bewaernis; doet ook te niet seker respisse door de eerw. magistraat gegeven vande ontfanginge derselver brieven, berustende onder handen van Maeyken Leys, huysvrouwe van Symoen Leys in Cadsant.
(merk) Cornelis Reijniers, (wg) J Willemsen de Groote
50 17-7-1658 Catelijntien Jans, jongedogter, van Vlissingen, 24 jaar, verklaart onder eede dat mr Johan de Dorper, advocaat tot Middelburg, niet de vader is (zoals de geruchten gaan) van haar 2 kinderen, waarvan zij nu 7 maanden geleden binnen Vlissingen is verlost; hij heeft haar ook nooit oneerlijke voorstellen gedaan, noch enige vleselijke conversatie met haar gehad, maar de vader van haar voors. twee kinderen is eenen Jonaes dAppel, varendt gesell, zoals zij ook in haar barensnoot heeft verklaard.
(wg) Catelijntge IJans, (wg) Maerten van Sweden, (wg) Cornelis Sentsen Bruggevate (wg) J Willemsen de Groote
51


Naerder verclaringe van Catelij/ne/ Jans [zie hiervoor, acte nr 50]
Haar ouders zijn Jan Jansen en Sara Lievensen; zij wonen tot Vlissingen; zij heeft met mr Johan de Dorper nooit enig vleselijk contact gehad; vraag: "of desen Jonas dAppel is een vrijgesell geweest ten tijde van hare bekentenis?" Antw.: "Ja, ende nu noch een jonckgesel ende doen in beloftenis met denselven; hij woont ontrent t gevangenhuys bij Anna Moijers, van Dansijck van geboorte".
(wg) Catelijnken IJans
49 18-7-1658 Verklaring op verzoek van Jan Dircksen Koevoet, dat op 10-6-1658 (2e pinksterdag) "ten huyse ende herberge van Maerten Wijte, herbergier alhier" Marijnus Jansen JDK en zijn knecht beschuldigde zijn zak weggenomen te hebben; de knecht en MJ begonnen te vechten; toen JDK erbij kwam, gaf MJ hem een soot, waardoor hij van de trap viel.
(merk) Isack Jansen, (wg) J Willemsen de Groote
48 4-11-1658 Verklaring van Jacob Vermeulen op verzoek van Jan Dircksen Koevoet, dat ick op 10-7-1658 [ lees 10-6, cf acte 49] "hebbe geweest ten huyse van Maerten Wijte ende hebbe aldaer gehoort zeker questie ende dispuyt tusschen de gene, die op de hoochkamer van den voorn. Maerten Wijte w/aren/ ende hebben voorder gesien, alsoo ick onder op den vloer stont, dat eenen Marijnis Jansen, knecht nu tot dhr Adriaen van Dorsten, heeft gestoten op den borst ofte t lij/f/ van den selven heer Jan Dircksen, dat hij achterover van de trappen viel ende da/../ ick hem selven van den vloer opnam, sijnde seer gequest ende bebloet".
(wg) Jacob Vermuelen
48a


Maeyken Siffters, huisvrou van Jan Spetael, verklaart hetzelfde gezien te hebben.
(merk) Maeyken Siffters, (wg) J Willemsen de Groote
46 28-3-1659 Verklaring van B&S van Breskens van goed gedrag van Boudewijn de Smidt, soone van Pieter de Smidt, geboortig van Oud Schoondijke; heeft hier ca 20 jaar gewoond, eerst bij zijn ouders, later bij andere eerlijke lieden
(wg) J Willemsen de Groote
47 14-4-1659 Verklaring van B&S van Breskens van goed gedrag van mr Michiel Loppus, chirurgijn van sijnen stijle, ... jaer heeft gewoont binnen deze heerlijkheid met zijn huisvrouw; heeft zich alhier anders niet als met de chirurgie behelpende; heeft ook alhier verscheiden zware accijdenten genesen, o.a. "binnen den tijt van vijff weken de huysvrou van eenen Pouwels Claeysen, medeburger alhier, dewelcke hadde het vier ende de kancker in haer borst, daerdoor daer in sijn gevallen gaten".
(wg) J Willemsen de Groote.
45 7-11-1659 Verklaring van onderschreven, ingeseten van Breskens, op verzoek van Neeltgen Weens, hoe dat ons seer wel heucht ende wel voorstaet dat wij gekent hebben eenen Cornelis Claesbeke [marge, maar weer doorgehaald: die gehadt heeft een eenige suster genaemt Judijck Claesbeke .... .... .... hadde een kint] gewont heeft geweest ontrent den tijt van 38 a 39 jaren geleden alhier binnen Breskens, hebbende doentertijt eene vrouwe genaemt Josijne ende een eenige dochter genaemt Janneken Claesbeke [marge: sijnde den voorn. Cornelis Claesbeke oom vande requirante] twelck wij verclaren alsoo in onse kennisse te wesen, gevende tot reden van wetenschap [marge: dat sij den voorn. Claesbeke geduijrende den voors. tijt familjaerlick hebben gekent ende oock geweten, dat de requirante bij hem heeft gewoont] Oirconden deses bij ons onderteeckent in Breskens desen 7 november 1659.
(merk) Jacob Thomassen, (merk) Janneken Geersen wed Claes Bastiaensen, (merk) Stijne Geens, (wg) J Willemsen de Groote.
44 23-12-1659 Maerten Wijten verklaart een stukje dijk in pacht overgelaten te hebben aan Daniel Verhust, maar dit wordt, als zijnde strijdig met de conditie van verpachting, door de dijkgraaf te niet gedaan; getuigen: Isaac van de Venne, Anthonij Miserol
(wg) Antoni Miserol, (wg) Isaac van de Venne, (wg) J Willemsen de Groote
42 31-5-1660 Kopie. Verklaring van B&S van Nieuport, dat Gillis Huyseman, won. binnen dese stede, en Pieter Leynaertt, won. parochie van Oostdunckercke, bijgaande attestatie onder eede bevestigd hebben.
Onder stond: 12-6-1660 accordeert met origineel, (wg) J Willemsen de Groote
42a


keerzijde Kopie van attestatie wegens Joos Librecht, eiser, contra Jan Craeymes
43 9-6-1660 "Ten versoucke ende instantie van dhr dijckgraef ende geswoorens over de dijckagie van Oudt ende Jonck Breskens, soo ist dat wij onderschreven, inwoonders aen Nieuwerhaven, bij desen verclaren ende attesteren als dat ons seer wel bekent is, dat de diepte ofte de vaert aen Nieuwerhaven tzedert den tijt van vier a vijff jaren wel is verslickt, aengewassen ofte ondieper geworden ruijm twee vademen hooch ende tselve continueert van jare te jare noch meer, soo dat na alle apparentie de uijtwateringe aldaer niet lange en sal connen dienen voor die van den Elisabettenpolder, maer sullen door 't opslicken ende verslicken van deselve vaert genootsaeckt wesen elders te besoucken, gevende voor reden van wetenschap alsoo wij daer met de indijckinge van den Elisabettenpolder voornt. hebben comen woonen ende de gelegentheyt dagelijcx aengesien, twelck wij onders. verclaren waerachitich te wesen ende ben bereijt tselve met eede te bevestigen, ter oirconden deses onderteeckent in Breskens desen 9 junij 1660."
(wg) Cornelis Ollebrants, (wg) Carel Janssen Kuese, (wg) J Willemsen de Groote
41 15-8-1660 Verklaring op verzoek van Antheunis Maes, dat wij op 12-8-1660 hebben gezien, dat de huisvrouw van Abram Pija, met namen Prijntien, van de terweschoven heeft genomen op 't land van AM, totdat Joos dHane, doentertijt werkman vande voorn. AM quam ende haer dede vertrecken, hebbende deselve vrouwe gecroopen van schooff tot schooff
(merk) Jacob de Bruyne, (merk) Clara Herme hv v Lowijs Accombaert, (merk) Louwerijntien Pieters hv v Jacob de Bruyne, (wg) J Willemsen de Groote
40 sept. 1660 paspoort voor Carel Geertsen, 1 jaar gediend hebbend onder capt. Johan Bouman.
Origineel, met lakzegel van Johan Bouman.
39 26-2-1661 Afschrift van acte notaris Daniel Snouck, Vlissingen
Verklaring van Frederijck Dortman, coopman tot Vlissingen, op verzoek van capt. Douwen Brederijx Novesius, mede coopman tot Vlissingen. Dat hij 1 jaar geleden is geweest tot Breskens tegenover het stadthuijs in een herberge achter in de benede camer, in compagnie met dheer Johan Gronsvelt, bailliu van Breskens, welke bailliu verhaalde hoe enige conselie ofte silvester was gestrant ende gevist, die hij, heer bailliu, hadde vercoght aen de requirant, waarover geschil was ontstaan ...
38 5-12-1661 Verklaring van Elisabett Geleins, wed. Pouwels Pietersen, en Tanneken Vermeulen, huisvr. v Pieter van de Vondel, op verzoek van Johan van Gronsfelt, over schelden van Anthonij Maes tegen schepen Jacob Thomassen. AM heeft gezegd: "gij zijt maer een deel beuter wegers, gij beuter wegers".
(merk) Elisabet Geleins, (merk) Tanneken Vermeulen, (wg) J Willemsen de Groote
37 12-1-1662 Verklaring van Pieter Tack en Jan Poley op verzoek van Johan van Gronsfelt. Zij hebben nu 11 jaar in de Elisabettepolder gewoond. Pieter Tack heeft daar ontrent 180 gemet gebruikt, en Jan Poley ca 57 gem. aankomend de erven Jacob Cats. Zij hebben hiervoor nooit tienden betaald, maar slechts 1 gld. per gemet per jaar.
36 13-2-1662 In het frans. Verklaring van burgemeester en schepenen "de la ville d'Aire". "Adrien Denis, demoeurant en ceste ville dans la rue de l eglise ... de St Pierre est la vefue de Jacques de le Marlier, a son trespas ung de noz bourgeois, duquel elle at par coniunction de mariage Jacques, Lievine et Marye de le Marlier, ses enffans .... elle ai le baille et administration comme mere et tutrice legitime, dequoy de la part de ladit Denis et Jacques de le Marlier, son filz, nous aiant este requis acte et certifficat .."
Opm: slecht leesbaar; acte van goed gedrag.
35 9-10-1662 Verklaring van Thomas Bousser, dat hij 3 a 4 jaar geleden van bailliu Johan van Gronsfelt £60 vls heeft ontvangen en die heeft overgebracht aan dhr Thomas van der Harten, advocaat te Middelburg, over salaris dat de Heer van Breskens aan hem (TvdH) schuldig was.
(wg) Tomas Busger, (merk) Jacob Thomas, (wg) J Willemsen de Groote
34 7-11-1662 Verklaring van Thomas Bousger op verzoek van Jacob Vermeulen over schelden van Charel Standaert.
(wg) Tommas Busger, (wg) J Willemsen de Groote
33


Kopie van acte nr 34
32 23-11-1662 Vlissingen. Verklaring van Abraham Mesue en Cornelis Vermare de jonge, borger en ingeseeten van de stadt Vlijssijnge ende lijtmaeten van de Gemente onses heeren, dat Marijnuijs Adrijaensen Graef, burger alhier, als een goet en getrouw burger heeft geleeft
(wg) Abraham Mesue, (wg) Cornelijs Vermeere de jonge
31 12-2-1663 Verklaring van Samuel Tack, residerende in de polder Oudt Schoondijcke, op verzoek van bailliu Johan van Gronsfelt, dat ick nu geleden ontrent den tijt van 12 jaren in de Elisabettenpolder hebbe gebruyckt deb voors. tijt ontrent 45 gem. lant, aankomend de erven Jacob Cats, gepacht vrij van tienden, mits te hebben betaalt 1 gld. per gemet jaarlix in redemptie van de voors. tienden.
(wg) Samuel Tack
31a


Gelijke verklaring aangaande 18 gem., gemeen in eigendom van mr. Heindrick Thibault en mevr. Reijgersberghe.
30 17-3-1663 Verklaring van B&S van Breskens, dat bij t leggen van eene inlage in Jonck Breskens ten jare 1659 is buyten gedijckt, mitsgaders geconsumeert in de dijck, barmen ende dijckputten 33.132 gem., volgens de caerte ende metinghe daer over gedaen door den lantmeter Johan Mantiauw tot IJsendijcke in dato den 23-7-1659, ende hierop nagesien.
(wg) Cornelis Sentsen Bruggevate
29 24-4-1663 Verklaring van mr Jan Christiaen Wesseling als bode, en Marijnis Jansen Klincke, dat bailliu Gronsfelt heeft verklaard geen geld aan Abram Willis gegeven te hebben.
(wg) Johan Christian Wesselingh; (merk) Marines Janssen Klincke
28 23-6-1663 Verklaring van Dingenis Marijnissen, smidtsknecht tot Pieter Bajens, in de zaak als boven. Wegens de ordonnantie van de duyven.
(wg) Dingenis Marinissen, (wg) J Willemsen de Groote
27 25-6-1663 Verklaring van (?? wg. Cornelis Comthes(?)) op verzoek van de stadhouder [= Johan Christiaen Wesseling], dat Jan Stevensen, cleermaker alhier, staande voor de smitse van Pieter Bajens tegen de stadhouder heeft gezegt "ghij stadhouder, ghij blockdrager, voorts t ware beter, dat burgmr. ende schepenen schellmen ende dieven uyt de heerlickheyt dede gaen *ende insonderheyt bouckbinders* ende dat sij snachts droomen dat dorven sij daechs seggen".
Opm: cf acte 28, waarin de iets andere tekst: *in plaetse van de duyven*
26 6-12-1663 Verklaring van BB&S van Breskens op verzoek van Jacob Pierens, dat hij is een inboorlinck alhier binnen onse stede ende tot noch toe met sijn ouders ende oock na haerlieden doot altijt heeft gewoont alhier; jongman; heeft zich altijd eerlijk gedragen.
(wg) J Willemsen de Groote
25 10-12-1663 Afschrift van acte notaris Servaes Loke, Groede
Verklaring van Hendrick Loyssen, oud hoofdman prochie Groede, over het belasteren van Jan van Craeymers door Jan Dircksen Coevoet. [zie ook acte nr 14 en 21]
24 14-12-1663 Afschrift van acte notaris Servaes Loke, Groede
Verklaring van Joos Stevens, sadelmaecker, won. in der Groede, op verzoek van Daniel Verhust; hij was op 28-12-1659 op de hof van Daniel Verhust, waar Jan van Craeymers toen een schaap uit de koye van Verhust nam, seggende dat is mijn schaap. Jan Polleij, Jacob Centeijn, Dirck Arents en Thomas Boutsert waren ook aanwezig.
24a


Keerzijde. Verklaringen d.d. 1-3-1664 van Jacob Dirckx en Thomas Bouser in deze zaak
22 27-2-1664 Afschrift van acte notaris I. van Damme, Groede
Verklaring van Jan de Vos, jongman, oud ca 22 jaar, won. prochie Groede, op verzoek van Jan Craeymeersch, landman; hij was in aug. 1659 met zijn vader Adriaen de Vos in de polder van Wulpen, waar Joos [Lijbrechts], de schaper van de requirant desselfs schapen was hoedende. Gaat over twee lammeren van Jochem Daniels, die met de schapen van Cr. mee naar Vlaanderen zijn gedreven; vermeldt ook Mattheyn le Leu
23 27-2-1664 Afschrift van acte notaris P. Sorgeloos, Vlissingen
Verklaring van Corn. Meeusen Overzee, beenacker tot Vlissingen, op verzoek van Daniel Verhust; hij heeft een schaap in de kudde van Daniel Verhust gehad; dit is per ongeluk in de koye van Craeymes terecht gekomen, maar hij heeft het van Craeymes terug gehad
21 3-3-1664 Kopie van acte, verleden voor notaris Joris Biliaert, Nieuwvliet.
Verklaring van Maximiliaen Caeuwe, opgeseten deser heerlickheit [Nieuwvliet] op verzoek van Jan Craeymeersch i.v.m. de belastering van hem door Jan Dirrecksen Coevoet bij de afrekening van de dijckage van Wulpen [zie ook nr 14]
20 31-3-1664 Verklaring van Jan van Loo, Quinten Lobuijck en Nijcla Gerein op verzoek van Daniel Verhust. De winthont van Jan Craeymes heeft 7 weken geleden een schaap van Verhust doodgebeten.
(merk) Jan van Loo, (merk) Quinten Lobuijck, (merk) Nijcla Gerein, (wg) J Willemsen de Groote
19 17-4-1664 Kopie. Verklaring van Corn. Fransen vander Valck en mr Davidt Mojaert, schoolmeester alhier, "dat wij op den 8 deser, sijnde ten huyse van den tweeden requirant, aldaer hebben hooren seffen uyt den mont van Dominicus Aersen als datter een nieuwen wett ende raet was gemaeckt van commeerderie, onder anderen dese was, dat hij seijde, eerst joffr. bailliu was gestelt als bailliu int collegie, dewelcke haren rechten tijtel hadden soo hij seijde, voorts vijdua mr Pouls was raet, alsoo het raethuys aldaer was, Tanneken Vermeulen advocaat, den timmermansvrouw burghmr., waer op de vrouwe vande eerste requirant seijde, ick ben immers daer in niet genomineert, jae, seijde hij, Dominicus Aersen, gij sijt éen van de schepenen, voorts na eenighe sweeringe door hem gedaen, seijde hij, Aertsen, dat ick nu een schelm van een drucker wiste, ick soude het laten drucken ende aen den steenput alhier laten placken, daer op den eersten requirant seijde, dat soude qualick gedaen wesen, men moet sijn evennaesten niet blasphameren maer voorstaen, ja seijde hij, als mij dat opgedrongen wierde, ick soude seggen, dat sij liegen, daer op den eersten requirant seijde, wij sijn hier met ons tweën om te getuygen, doch weinich dunckende, dat over deselve saecke molest soude geschieden".
18 24-4-1664 Afschrift van acte notaris I. van Damme, Groede
Verklaring van Jan Jacobsen, oud ca 33 jaar, casteleyn op de hoeve van sr. Jacob van Nispen; item, van Paulus Pijl, smid, en van Francois de Meester, tavernier, op verzoek van Pieter Boussemaer. [Betreft dezelfde zaak als in acte 17] Het was in de vooravond tussen 8 en 9 uur; men heeft niet kunnen merken dat aan Craeymes iets was geschied; Cr. heeft nog tot 2 uur na middernacht met anderen in de herberg blijven drinken, samen met Jan Mortier, Paulus Pijl; ook heeft hij hem de daarop volgende sondach, sijnde 1e paasdag, in de vermaninge der doopsgesinde gezien (verklaart Jan Jacobsen); Paulus Pijl heeft nog een tijd met Cr. in de herberg gepraat, daarna hebben ze ook samen op straat voor t huys van Thomas Seloivre nog wat staan praten; Isaac Steenaert was daar ook bij.
(getuigen) Pieter Syx, Abraham de Lava.
17 25-4-1664 Afschrift van acte notaris I. van Damme, Groede
Verklaring van Abraham Parmentier, jongman, ontrent 27 jaar, peerdeknecht van Louys Desmaziere, op verzoek van Pieter Boussemaer, brouwer: dat hij woonsdach 9 deser maent is geweest ten huyse ende herberge van Francois de Meester in de Witte Leeuw ter Groede; in de middelcamer aldaer waren o.a. Lieven Vermeere, knecht van de producent (=PB) en Jan Craeymeersch, die ruzie kregen over geld/loon, dat LV nog van JvC te goed had; Vermeere raakte over z'n toeren, en de casteleyn van sr Jacob van Nispen kwam tussen beide; Vermeere heeft over diens schouder Craeymes een "lap" gegeven, maar kennelijk niet hard, want Cr. is later naar een andere kamer gegaan. Abraham Parmentier is een uur later "daernaer de keerssen wat ontsteken zijnde" met Jacob Mahieus uit de herberg naar huis terug gekeerd; kort daarop is LV hem gevolgd, en aangezien AP ontrent het sterfhuis van Bartholomeus Meurisse wat is blijven praten, soo is Vermeere hem gepasseert met de dienstmeid van den producent
31b 8-7-1664 Verklaring als bij 31 van Isaac Seloivre, Abram Gerij, Pieter Watte en Jan Cloet, als d overneminge hebbend van Maerten Wijtten over 64 gem. land, aankomend Martijnus Vett.
(wg) Isaac Seloivre, (merk) Abram Gerij, (merk) Pieter Watthe, (wg) J Willemsen de Groote
16 9-7-1664 Verklaring van Mattheus Polleij, won. tot Middelburg (Zeeland), oud ontrent 60 jaar, op verzoek van Willem de Zomer, houtkoper binnen Middelburg; Isaac Vergruij, vettewaerier tot Middelburg op de Dwerskaeije in "de 3 Suijckerkisten" heeft op 30-6-1664 enkele eenden(?) van zijn buurman geslacht.
(merk) Mattheus Polleij, (merk) Jacob Thomas, (wg) Jan Poleij, (wg) J. Willemsen de Groote
15 8-9-1664 Verklaring van goed gedrag van de pastoor van Coolkercke ten behoeve van Antheunes Aertsens en zijn huisvr. Tanneken Hinnaet.
14 1665 Verklaring van Maximiliaen Cauwe op verzoek van Jan van Craymees in verband met de beschuldiging van Jan Dirricksen [Koevoet] dat "onsen nieuwe gesworen heeff afgemackt van crijm".
Opm: hierop aangetekend: Exibitum 16-3-1665
13 27-4-1665 Verklaring van Maerten van Sweden, Pieter van Roo, Jacob Thomas en Michiel Vermeulen, allen van goede ouderdom, op verzoek van de Edele Heer Adriaen Sticke, "dat soo haest den voorgem: heere van Breskens aen de heerlickheijt is gecomen, na dat de admodiatie jaren gheeijndicht waren, dat hij alsdoen heeft gehadt de possessie van de schorren aen de heerlickheyt geleghen, die alsnu sijn bedijckt in den Elisabettepolder".
(wg) Maerten van Sweden; (merk) Pieter van Roo
12 4-5-1665 Verklaring van Andries Vieve, dat bij de afrekening, ontrent kersmisse laestleden ten huize van Lieven Standaert gedaan, is gebleken dat Lieven Standaert nog £12.0.9 schuldig is aan Pieter Gelewiersen.
(merk) Andries Vive
Met aantekening hierop, dat Andries Vive dit op 28-9-1665 onder eede bevestigde
11


Kopie van acte 12.
10 18-5-1666 Verklaring van Jacob Corn. van der Valcq over geweld van Danckert Jopsen bij de viering van het planten van de mei.
(wg) Jacob Cornelis vander Valck; (merk) Cornelis van Lare
9 7-6-1666 Verklaring van Drijsijntje Everaerts, huisvr. van Jan Polley, op verzoek van Joos Bockeljoen over geweld van Danckert Jopsen bij de viering van het planten van de mei.
(merk) Drijsijntje Everaerts
8 28-1-1667 Verklaring van Jacob Bate, stadhouder, en Pieter van Snajen, schutter ofte diender deser stede, dat zij op 10-1-1667 op verzoek van Samuel Tacq ex officio zekere Isaac Abrams, won. tot Vlissingen, hebben gearresteerd, terwijl deze bij Jacob Vermeulen wat zat te drinken. Abrams heeft toen op Tack lopen schelden.
(wg) Jacob Bate, (merk) Pieter van Snajen, (wg) J Willemsen de Groote
7 28-1-1667 Kopie van acte 8.
7a


Keerzijde. Kopie. 2-10-1666, Schuldverklaring van Isaac Abrams, coopman tot Vlissingen, aan Samuel Tacq over £264.17.10 over koop en levering van 7 lasten 25½ sacken coolsaat, en nog £2.8.4 over gekocht fruit
6 20-4-1667 Verklaring van [Bernard?] Engels, griffier van Nieuwvliet, dat Jacob van Houve het huis, staende over t huis van Ismael Verbrugge ende nevens t huis van Pieter Rijcx, sijnde voorsien van een schoone bovencamer ende achterkeucken boven de brouwerije achter t selve huijs staende, daer inne hij was woonende, ende nu bij de weduwe wert bewoont, heeft belast met £227.7.2 ten proffijte van Elisabeth Jacobs, weduwe van Claes Claessen van Schoonacker, ter cause van het maecken ende oprechten van t selve huijs, gepasseert 12 sept. 1663, hebbende ten selven dage de voors. JvH in minderinge betaelt de somme van 500 car.gld.
(wg) ??? Engels
5 1668 Memorie ten versoucke van Charel Standaert
Charel Hebdein, met zijn huisvrouw, verklaart, dat hij op 23-3-1668 op de hofstede van ChS in de schuur bezig was met de paarden, samen met Lieven Standaert, alwaar zij hebben horen verhalen "sekere redenen die hij, Charel Standaert, hadde gehadt swoondachs ter voren, sijnde den 21 der selver, jegens eenen Jacob Standaert, woonende onder t districkt vander Groude, ten huyse van eenen Joos Marlein, woonende in de huysinge ende in de kercke vande Mennonite gemeinte op Nieuvliet, ende onder anderen aldaer bij comende den gemelten S. Standaert, heeft hij Jacob Standaert gevracht, waer wilt ghij na toe, geantwoort sijnde door denselven, na St. Pier, Wilt ghij na St. Pier om jegens ons te proocederen, 'k en weet niet wat ghij moocht beginnen ofte met hoop wat gij doet, want wij hebben het meeste respeckt als menoniten deur reden dat wij in eenich recht comende mogen volstaen met ons jae-woort, daer andere moeten comen met eedt sweere ende opsteken van vingeren, ende noch somtijts noch niet gelooft en worden, de voorgaende reden sijn verhaelt ende wederhaelt door hem, Charel Standaert, aen hem, Joos Marlein, vraegende hij, Standaert, daer op aen denselven, is dat niet waer, Joos Marlein, daer op hij hantwoord, jae, maer ick en pense(?) niet, dat ghij daer moeijte om maken sult, neen sonder geen moeijte aengelegen is."
(wg) Charles Henden, (wg) Lyeven Standaert
4 7-8-1668 BB&S verklaren op verzoek van Heindrick Genel, deurwaerder voor den Hove van Vlaanderen, dat Samuel Tacq suffisante borge is voor de £200 vls. waarvoor ST zich borg heeft gesteld, gevende voor reden van wetenschap "dat denselven Tacq eenige hondert ponden vls. contanten ten intrest heeft, versekert op suffisante capitalen, oock dat hij een lantman is in grooten gebruijck ende labeur sonder dat oijt tot onse kennisse is gecomen, dat hij anders als voor een welgestelt man wert gegroet ende aengesien".
(wg) Jan Poleij, (wg) Isaac Seloivre, (wg) J Willemsen de Groote
3 6-10-1668 Actum Schoondijke. Verklaring van Jacob Steenaerdt, hoofdman prochie Schoondijke, op verzoek van Samuel Tack, landman in Oudt Barsande, dat Sarel Standaert op zijn order en voor zijn rekening Jan Craymesch £0.15.0 heeft betaald, die hij (JS) schuldig was aan de wed. en erfgenamen van Abraham Tack.
(wg) Jacob Steennaerth; (wg) Adr. Jaensen (?) <als getuige>

arrow-up

separator