Tekst: Huib J. Plankeel, Leiden - www.grijsbaard.nl
Inleiding | |
Guilliame Bogaert | 1614-1618 |
Johannes Nolet | 1618-1620 |
Adriaen Cornelissen Langendam | 1620-1623 |
Charles Everwijn | 1624-1626 |
Franciscus Bogaert | 1626-1652 |
Johannis Morris | 1652-1679 |
Abraham Loosvelt | 1680-1681 |
Petrus Potteij | 1682-1689 |
Blasius Pauw | 1690-1700 |
Hermanus van Luinen | 1700-1705 |
Hugo Plassius | 1705-1711 |
Paulus Arleboutius | 1712-1739 |
Leonardus Ens | 1740-1763 |
Bartholomeus Albregts | 1763-1790 |
vacature | 1790-1797 |
Jozias Thomas Grenwis | 1797-1798 |
vacature | 1798-1801 |
Henricus Uden Masman | 1801-1803 |
George Onno Post | 1805-1807 |
Lambertus Jutting | 1808-1809 |
vacature | 1809-1815 |
Johannes Pieter Hofman | 1815-1819 |
Carel le Fevre | 1819-1823 |
Johannes Pieter Hofman (opnieuw) | 1823-1831 |
Na de herdijking streefde men in Breskens direct naar het verkrijgen van een predikant. Maar
daarmee moest men nog vier jaar geduld hebben. In die eerste vier jaar werden de diensten
waargenomen door predikanten zowel van de classis Walcheren als van elders. Deze logeerden dan bij
koster Adam van Vlaanderen, op wiens zolder ook de kerkdiensten werden gehouden, omdat de kerk nog
niet opnieuw opgebouwd was. De Staten Generaal wilde evenwel nog geen beslissing over predikant en
schoolmeester nemen totdat ook Groede herdijkt zou zijn. Dat duurde nog tot mei 1614. Toen werd aan
Breskens een predikantsplaats toegewezen.
Breskens was voor veel predikanten niet een erg aantrekkelijke gemeente. Men begon er zijn loopbaan
maar hoopte als snel elders een betere standplaats te bekomen. Pas in 1637 kwam er een huis voor de
predikant, die daarvoor mogelijk in een huurhuis woonde. In de 18e eeuw woonde de predikant in het
huis van de vrijheer. Dat huis werd echter bepaald niet onderhouden en was aan het eind van de 18e
eeuw vrijwel onbewoonbaar geworden. Zo erg zelfs, dat men in 1790 geen nieuwe predikant wilde
beroepen, voordat er door de vrijheer wat aan het huis gedaan was. De inval van de Fransen
betekende evenwel confiscatie van de eigendommen van de vrijheer. Vermoedelijk omstreeks 1804 wordt
dan op het terrein van de kerk een nieuw woonhuis voor de predikant gebouwd. Daarmee werd Breskens
weer wat aantrekkelijker als standplaats. En toen in 1815 het Rijk ook de financiering van het
tractement van de predikant regelde braken weer betere tijden aan.
Nota: Voor de latere periode (ná 1750) is voor dit overzicht veel gebruik gemaakt van de gegevens, die F.A. van Melle uit Breskens verzameld heeft uit de kerkeraadsacta uit die periode. Deze zijn in 1983 gepubliceerd in de reeks Bijdragen tot de Geschiedenis van West Zeeuws Vlaanderen, nr 12, onder de titel: De Hervormde Gemeente van Breskens 1579-1924. Verder werd gebruik gemaakt van de gegevens, verzameld door dhr W.M.C. Regt over predikanten in Zeeland, waarvan het manuscript berust bij het Zeeuws Archief in Middelburg.
Eerste predikant van Breskens na de herdijking. Hij was de in aug. 1589 geboren zoon van
Hendrick Bogaert1, koopman te Vlissingen, die aldaar overleed in 1621. Hendrick Bogaert
was geboren te Duinkerken, verhuisde later naar Brugge, en daarna naar Vlissingen. Hendrick bezat
een grote hofstede in de Stenenpolder onder Baarzande, die reeds voorkomt op een kaart2
van ca 1611. Een andere zoon van deze Hendrick, Franciscus Bogaert,
predikant te Breskens van 1626-1652, refereert ergens aan "onze hofstede", waarmee overduidelijk
deze hofstede wordt bedoeld.
Guilliame Bogaert zou, volgens W.M.C. Regt, als proponent bevestigd zijn op 20 juli 1614. De bron
daarvoor is mij onbekend. De eerste aantekening van ds Bogaert in het trouwboek van Breskens
dateert van 8 november 1614, de eerste doop is van 30 november. Ik ben dus geneigd zijn komst naar
Breskens iets later te stellen. Ds. Bogaert werd op 14 aug. 1618 beroepen naar Ritthem, aldaar
bevestigd 4 nov. 1618, en vertrok nog later, in 1620, naar Vlissingen. Daar trouwde hij in augustus
1621 (ondertrouw Middelburg 24 juli 1621) met Maria van Horenbeeke. Hij overleed
aldaar omstreeks febr./mrt. 1631.
Noot: 1, Vrije van Sluis 12, 23-4-1630, noemt zijn 9 kinderen, waaronder Guilliame en Francois; 2, Zeeuws Archief, aanw. 1920, nr. 37
Deze opvolger van ds Bogaert werd als proponent te Breskens bevestigd1 op 28 okt. 1618. Hij werd reeds op 3 aug. 1620 beroepen naar Ritthem. De laatste inschrijving van hem (in het doopboek) is van 20 sept. 1620. Van hem is verder weinig bekend. Het actaboek werd door hem niet bijgehouden. Het lidmatenregister vermeldt 6 jan. 1619 (eerste inschrijvingen van ds Nolet) aangekomen met attest. van Middelburg: Hester d'Hoorne, weduwe; Maria Nolet, Janneken Rademaeckers. Bij deze drie personen staat aangetekend: "vertrocken naer Walcheren". Het is verleidelijk hierin zijn moeder en zuster te zien. Janneken Rademaeckers is vermoedelijk hun dienstmaagd.
Noot: 1, Acta kerkeraad
Geboortig van Zuidland (ZH). Werd als proponent beroepen te Breskens 25 aug. 1620. Een eerder
beroep op de proponent Johannes van den Brande werd (door de classis?) geweigerd. Hij zal
omstreeks okt./nov. bevestigd zijn. De eerste inschrijving van zijn hand (in het doopboek) dateert
van 29 nov. 1620. Adriaen Cornelissen werd vóór 30 sept. 1623 beroepen tot Cadzand, want op die dag
bracht men te Breskens een beroep uit op Charles Everwijn, proponent.
Mr. Adriaen Cornelissen Langendamme, geboortig van Zuydland bij den Brielle, werd op 11 jan. 1627
vrijlaat1 in Aardenburger-ambacht. Hij was gehuwd (1) met Janneken Cornelissen
van Ostasie (lidmaat Breskens 2 jan. 1621), (2) te Cadzand 25 mrt. 1626 met
Maijken Adriaens Hazaert, (3) te Middelburg 9 aug. 1628 met Petronella van
der Burcht, wed. ds Leonardus Piersant. Van Adriaen is één zoon (uit het eerste huwelijk)
in leven gebleven, te weten: Thimoteus van Langedamme, gedoopt te Breskens 4 juni 1621.
Ds. Langendam vertrok in 1631 van Cadzand naar Westkapelle. Daar overleed hij in 1640.
Noten: 1, Vrije van Sluis 314; 2, Vrije van Sluis 872, 24 juni 1641
Werd als proponent te Breskens beroepen op 30 sept. 1623, doch werd eerst op 3 maart 1624 aldaar
in zijn dienst bevestigd. De eerste aantekening van zijn hand (in het doopboek) is van 25 febr.
1624. Hij werd reeds op 20 april 1626 beroepen tot Aardenburg om aldaar de dienst in beide talen
(dus zowel Nederlands als Frans) te doen. Hij belooft in Breskens te blijven tot de komst van een
nieuwe predikant aldaar. Charles Everwijn bleef slechts enkele maanden in Aardenburg, want reeds in
sept. 1626 werd hij beroepen door de Waalse kerk van Gouda. Hij overleed (aldaar?) ná sept.
1667.
Charles Everwijn was (volgens de Navorscher 1892) een zoon van Charles Everwijn en
Susanna, dochter van Pierre Loyseleur de Villiers. Hij was gehuwd
met Jacomijntje Hondius, dochter van de Vlissingse predikant Jacobus Hondius. Zijn
broer Samuel van Everwijn, geb. Middelburg 1601, was predikant te Dordrecht van 1626 tot zijn
overlijden in 1631.
Werd als proponent te Breskens beroepen 17 mei 1626. Hij werd op 21 juni 1626 in zijn dienst
bevestigd door ds Everwijn. Na een hele reeks predikanten, die na korte tijd weer vertrokken, nu
één, die meer dan vijfentwintig jaar, tot zijn overlijden toe, zou blijven. Hij was een broer van
de eerste predikant van Breskens, Guilliame Bogaert.
Franciscus trouwde (ondertrouw Vlissingen 10 mei 1631) met Margarieta Baquemans,
geboren te Vlissingen ca 1608, dochter van Louis Baquemans en Lijsbeth Hendricks. Hij overleed te
Breskens en werd in mei 1652 aldaar in de kerk begraven. Zijn weduwe hertrouwde in 1654 met Stoffel
Jansen Brootshooft (1583-1661) en overleed te Breskens in 1667.
Franciscus Bogaert had bij zijn vrouw drie volwassen geworden kinderen: (1) Lowijs Bogaert (1634-ca
1663), predikant, overleden in Oost Indië; (2) Maria Bogaert (ca 1643- ? ), trouwt 1660 Pieter van
Craeijmers, landman; en (3) Cornelis Bogaert (1648-1681), landman te Breskens, achtereenvolgens
gehuwd met Maria Cortain, Dina Jans Koevoet, en Leuntje Hubrechts.
Ds. Bogaert ging slordig met de boeken om. Het actaboek stopt met 1632, het doopboek en trouwboek
met 1641. Na zijn overlijden zijn kennelijk nog een aantal losse doop- en trouwbriefjes
teruggevonden en alsnog ingeschreven. Het door hem in 1637 gekochte huis werd tot 1701 door de
navolgende predikanten gekocht c.q. gehuurd.
Geboren te Cruijningen ca 1626. Werd als kandidaat bevestigd te d' Eede 15 okt. 1648, en in 1652
beroepen tot Breskens. De eerste aantekening van zijn hand (het titelhoofd in het doopboek) dateert
van 15 dec. 1652. (De dopen zelf werden aangetekend door schoolmeester David Moijaert.)
Hij was net als zijn voorganger meer dan vijfentwintig jaar predikant te Breskens. Hij herstelde
een beetje de chaos, die zijn voorganger had achtergelaten, en stelde een nieuwe lidmatenlijst op.
Veel meer valt er over hem niet te melden. Hij overleed te Breskens op 15 sept. 16791 en
werd aldaar begraven op 21 sept. 1679.
Hij was gehuwd (ondertrouw Vlissingen 20 okt. 1657) met Corijna Everts, jd. van
Vlissingen, die hem overleefde. Kinderen zijn van hem niet bekend.
Noot: 1, Acta kerkeraad
Deze werd geboren te Middelburg ca. 1651, zoon1 van Jan Loosvelt en Catharina Mavau.
Werd (als kandidaat) bevestigd te Retranchement op 13 okt. 1675. Beroepen te Breskens 23 jan. 1680,
bevestigd aldaar 14 april 1680. Ds Loosvelt was nog geen anderhalf jaar predikant te Breskens. Hij
overleed te Breskens op 23 sept. 16812, 30 jaar oud, en werd aldaar begraven op 26
sept.
Abraham Loosvelt trouwde te Sluis op 14 april 1677 met Adriana Duyst van Voorhout,
jd van Haarlem, won. tot Sluis. Uit dit huwelijk waren in juni 16823 nog twee zoons in
leven: namelijk Abraham Loosvelt (geb. 1678) en Jan Loosvelt (verm. geboren na het overlijden van
zijn vader).
Noten: 1, ZV 2154, 28 sept. 1680; 2, Acta kerkeraad; 3, ZV 2151aa, 27 juni 1682
Geboren te Middelburg. Werd als kandidaat te Breskens beroepen op 20 maart 1682, bevestigd
aldaar 31 mei 1682. Hij vertrok in 1689 naar Koudekerke, waar hij, volgens Regt, in 1698
overleed.
Hij was gehuwd (1) te Noortgouwe op 19 juli 1684 met Sebastiana de Keijser, geb.
Zierikzee 1665, begraven Breskens 20 aug. 1685, kort na de geboorte en dood van haar eerste kind
Enoch. Hij hertrouwde (2) te Grijpskerke 13 april 1687 met Maria Tresel, geb. te
Middelburg in 1666. Zij hertrouwde in 1699 met mr Simon Meersen en overleed uiteindelijk in 1743.
Te Breskens zijn verder geen kinderen van Petrus Potteij gedoopt. Wel is er in een acte van
17011 sprake van het overleden kind, nagelaten door ds Potteij.
Noot: 1, ZV 2151bb, 22 febr. 1701
Geboren te Dordrecht en gedoopt ald. op 17 juni 1665 als zoon van Gerrit Pauw en Margareta van Haarlem. Werd als kandidaat beroepen te Breskens 8 maart 1689. In 1693 komt ook zijn zuster Antonetta Pauw naar Breskens. Deze bestierde kennelijk het huishouden voor hem. Hij vertrok in 1700 naar Westbroek. Daar(?) trouwde hij met Isabella Constantia van Weede, door welk huwelijk hij Heer van Dijkveld werd. Hij overleed in 1734.
Afkomstig van 's-Hertogenbosch, zoon van Juriaan van Luinen. Werd als kandidaat te Breskens
bevestigd 13 juni 17001. Hij vertrok in 1705 naar IJzendijke, en later, in 1707, naar
Colijnsplaat, waar hij (als emeritus) op 6 okt. 1747 overleed.
Hij trouwde (ondertrouw Breskens 23 maart 1701) met Cornelia Geertruyd
Schellekens, dochter van Sebastiaan Schellekens, professor in Franeker, en Elisabeth
Kyperus (of Kuijper). Waarschijnlijk heeft Hermanus dus zijn opleiding aan de Hogeschool van
Franeker gevolgd. Behalve een ongedoopt kind werden te Breskens nog twee kinderen geboren:
Elizabeth Alida (1703) en Juriaan Albertus (1705). Deze laatste wordt in 17.. te Schiedam
vermeld.
Juriaan, de schoonvader van Cornelia Schellekens, trouwde te Breskens in 1701 met haar moeder
Elisabeth Kyperus, zodat hij toen tevens haar stiefvader werd.
Noot: 1, Acta kkr; Regt heeft 11 juni.
Geboren te Breda en gedoopt ald. 15 mei 1671 als zoon van Cornelus Plassius en Maria Huijgens. Werd als kandidaat te Breskens bevestigd 27 sept. 1705. In febr. 1709 overlijdt zijn vrouw Anna Catharina Plassius, en ontstaat er kennelijk een conflict over het overleveren van staat en inventaris van haar nalatenschap. Hij vertrekt (vermoedelijk) in de zomer van 1709 naar Breda. Op 15 nov. wordt diaken Jacob Hollebrants met een brief naar hem toegestuurd, met het verzoek binnen 14 dagen naar zijn gemeente alhier terug te keren. De rekening van die reis wordt afgetrokken van het salaris van de predikant. Ook wordt de vrijheer verzocht de predikant te ordonneren "omme sigh na sijen stantplaase en toevertroude gemente te transporteren". Op 21 juli 1710 is Hugo Plassius weer in Breskens en wordt de zaak in der minne geschikt. Hij is dus een jaar afwezig geweest. Op 23 juni 1711 wordt hij vervolgens beroepen tot Terheijden in 't land van Breda. Ds Petrus van de Wiele wordt als director aangesteld.
Zoon van Marcus Antonius Aerleboutius en Elisabeth Penne, geboren 22 sept. 1686. Werd als
proponent van de classis Tholen beroepen te Breskens op 15 dec. 1711, en aldaar bevestigd op tweede
paasdag, 28 maart, 1712. Werd op 11 juni 1739 beroepen tot Ritthem, alwaar hij, volgens Regt, op 19
febr. 1743 overleed. Na zijn vertrek op 16 augustus 1739 werd ds Gargon uit Zuidzande aangesteld
als consulent.
Ds Arlebout is niet gehuwd geweest, maar woonde samen met zijn moeder in Breskens. Zij overleed
aldaar op 21 mei 1728, 76 jaar oud. Ds Arlebout stelde in 1712 een gedetailleerde lidmatenlijst op,
en hield deze ook nauwkeurig bij.
Geboren te Hoorn. Werd als proponent te Breskens bevestigd op 29 maart 1740. Ná 1755
functioneerde hij niet meer naar behoren. In dat jaar overleden, kort na elkaar, zijn vrouw, haar
zuster en zijn eigen zuster, aan een, kennelijk besmettelijke, ziekte. Ook de predikant zelf was
zeer ernstig ziek. Drie jaar later hertrouwde hij met een lutherse vrouw, die zoals later bleek,
reeds 4 maanden zwanger was. Voor een predikant in die tijd bepaald geen gewenste situatie. Ds Ens
werd onder censuur geplaatst, maar kon deze situatie kennelijk niet aan. Na afloop van de censuur
blijkt de predikant nauwelijks meer gepreekt te hebben. Een onwerkbare situatie. Na lange
vergaderingen werd uiteindelijk in 1762 besloten de Raad van State te verzoeken ds Ens tot rustend
leraar te verklaren, en om een adjunct-predikant te mogen benoemen. Aldus geschiedde. Leonardus Ens
vertrok in 1763 met zijn vrouw naar Middelburg, en overleed daar op 25 mei 1782, kennelijk in
armoedige omstandigheden. Hij werd begraven op 30 mei.
Leonardus Ens was gehuwd (1) op 10 mei 1741 te Breskens met Everdina Fabricius,
geb. te Hasselt in 1712, overleden te Breskens 23 febr. 1755. Hij hertrouwde (2) op 17 mei 1758 te
Cadzand met Maria Elisabetha Elsering, afkomstig uit Kleijnbach (Paltz).
Uit het eerste huwelijk is één zoon bekend, IJsbrandus Fabricius Ens, geb. 1743, die in 1761 naar
Oost Indië vertrok. Uit het tweede huwelijk twee dochters: Maria Magdalena Ens, geb. 1759, in 1771
te Middelburg naar de linnennaaischool (naaischool voor bedeelde burgers) en overleden in 1772; en,
Clasina Ens, geb. op 31 dec. 1761, overleden te Middelburg in 1789.
Opm: Zie over ds Ens ook de in de inleiding genoemde publicatie: De hervomde gemeente van Breskens 1579-1924, pag. 101 e.v.
Geboren te Oost Souburg omstreeks 18 april 1733. Beroepen te Breskens als adjunct-predikant 8
febr. 1763, bevestigd aldaar 22 mei 1763. Was 27 jaar predikant te Breskens. Hij overleed tijdens
een bezoek (aan een arts i.v.m. hoofdpijnen) in Middelburg op 27 aug. 1790 en werd begraven te
Breskens op 3 sept. 1790.
Hij was gehuwd (1) te Middelburg op 7 mei 1765 met Maria Willemsen, geboren te
Middelburg okt. 1738, overleden te Breskens 16 dec. 1769, mogelijk (gezien de doopgetuigen) een
dochter van Leendert Willemsen en Catharina de Visser. Hij hertrouwde (2) te Breskens 27 sept. 1773
met Maatje Schijve, geboren te Breskens 28 juli 1754, dochter van timmerman Pieter
Schijve en Pieternella Heijstek. Zij overleed te Breskens 18 aug. 1776, slechts 22 jaar oud. Toen
zij met ds Albregts trouwde was zij reeds 6 maanden zwanger, zodat zij zeer waarschijnlijk zijn
dienstmeid was. Vanzelfsprekend gaf dat ook weer veel ergernis onder de gemeente, maar deze zaak is
kennelijk niet zo geëscaleerd als bij ds Ens.
Van de vier kinderen van ds Albregts is slechts de laatste, Petronella Catharina Albregts, geboren
12 juni 1775, in leven gebleven.
Aanvankelijk door het ontbreken van een geschikte woning voor de predikant (het tot dan toe
gebruikte huis van de vrijheer) en later gedurende de Franse tijd door onduidelijkheid over de
betaling van het salaris van een predikant (tot dan toe gedeeltelijk betaald door de vrijheer) is
Breskens gedurende langere tijd maar incidenteel bediend door een predikant.
Zie voor meer details de in de inleiding vermelde publicatie van Van Melle, p.111 e.v.
Geboren ca 1745. Als predikant bevestigd te Breskens 29 okt. 1797. Overleden te Breskens 23 okt. 1798. Hij was gehuwd met Johanna Willemina de Beaufort, geb. ca 1739.
Zie onder 1790-1797.
Geboren te Sprang op 9 sept. 1778, zoon van Gerardus Masman en Jacobina Uden. Als kandidaat
beroepen te Breskens en aldaar bevestigd 5 april 1801. Beroepen naar Herkingen en daarheen
vertrokken op 6 nov. 1803. Later nog predikant te Goudswaard (1805) en Paramaribo (1817). Emeritus
1827. Overleden te Kampen 21 okt. 1850. Hij was gehuwd met Helena Hoek.
Tijdens de vacature treden op als consulent achtereenvolgens ds van Rhee uit
Nieuwvliet, ds Maas uit Zuidzande, en ds Clinge uit Groede.
Geboren op 14 jan. 1780. Als kandidaat bevestigd te Breskens 6 jan. 1805. Beroepen naar IJzendijke 1807. Overleden 11 sept. 1825.
Geboren 1778. Predikant te Hoofdplaat (1801). Bevestigd te Breskens 1 mei 1808. Beroepen naar Zandvoort, 1809. Later nog predikant te Jisp (1812) en Nieuw- en St Joosland (1820). Overleden 28 dec. 1841.
Zie onder 1790-1797.
Geboren te Middelburg 31 okt. 1781. Predikant te Kleverskerke (1806) en Baarland (1809). Werd op 23 sept. 1815 beroepen te Breskens en aldaar bevestigd 17 dec. 1815. Hij vertrok op 24 april 1819 naar Ransdorp-Schellingwoude, maar keerde vier jaar later weer terug naar Breskens. Zie verder.
Geboren te 's-Gravenhage 26 nov. 1776, gedoopt aldaar 1 dec. 1776 in de Kloosterkerk. Predikant te St. Anthoniepolder (1804), Wemeldinge (1811), en Bath (1818). Beroepen te Breskens 24 juli 1819 en aldaar bevestigd 7 nov. 1819. Beroepen naar Benschop en uit Breskens vertrokken 2 maart 1823. Emeritus 1847. Overleden 5 april 1855.
Na het vertrek van ds Le Fèvre vernam men, dat de vroegere predikant
Hofman wel weer naar Breskens zou willen terugkeren. Men brengt daarop op hem weer een beroep uit,
en op 5 okt. 1823 wordt hij weer als predikant van Breskens bevestigd. Hij blijft tot okt. 1831 te
Breskens. Daarna vertrekt hij naar Terneuzen, waar hij in 1853 met emeritaat gaat. Hij overleed op
10 sept. 1855.
Ds Hofman was gehuwd met Pieternella Jacoba Goodwill, en had (Bevolkingsregister
1826) één zoon Pieter Hofman, geboren te Baarland omstreeks 1811.