Tekst: Huib J. Plankeel, Leiden - www.grijsbaard.nl
Het lichaam en de zorg voor dat lichaam spelen een vitale rol in een mensenleven. Vele aspekten
zijn daarin te onderkennen. Naast ziekte en gezondheidszorg in engere zin ga ik daarom ook in op
zaken als sexueel gedrag, zwangerschap en geboorte, ongelukken, zelfmoord, hygiëne
(vuilverwijdering) en andere aspekten, waarbij het lichaam een belangrijke rol speelt. Meestal is
deze informatie moeilijk te vinden. Daarom wil ik hier ruimte maken om de in de loop van de tijd
gevonden gegevens toegankelijk te maken.
Er bestaat een zekere overlap met het [nog te maken] hoofdstuk "Justitie, misdaad en straf", omdat
een deel van deze zaken door onze voorouders gezien werden als misdaden. Ik geef er de voorkeur
aan, dergelijke zaken hier te plaatsen. Zo nodig worden extra verwijzingen gemaakt.
De gezondheidszorg werd in de 17de en 18de eeuw niet gezien als een overheidstaak. Alleen in geval van (of ter voorkoming van) ernstige epidemieën, zoals de pest, trad de overheid regulerend op. Er werden dan b.v. voorschriften uitgevaardigd, hoe er omgegaan moest worden bij de huizen waar de pest heerste, er werden pestmeesters (chirurgijns werden meestal met de titel "meester" aangeduid) aangesteld of er werd een wacht ingesteld langs de kust om te voorkomen, dat schepen met een besmette bemanning ongemerkt aan de kust zou kunnen landen.
Het beroep van chirurgijn was in het grootste deel van de besproken periode een vrij
beroep. Zeker in de 17de eeuw viel het beroep, zeker op het platteland, samen met dat van barbier.
De termen barbier en chirurgijn zijn praktisch uitwisselbaar. In de grote stad lag dat vermoedelijk
wel anders. Pas in de tweede helft van de 18de eeuw werd het gebruik eisen te stellen aan een
chirurgijn. Ze moesten een examen hebben afgelegd. Daarnaast moesten ze een vestigingsvergunning
hebben van de magistraat.
De heerlijkheid Breskens was niet dichtbevolkt. Een groot deel van de tijd, zeker vóór 1760, maakte
men daarom gebruik van de diensten van de in het centraler gelegen Groede wonende chirurgijns.
Voor de vroedvrouw ligt de situatie iets anders. In veel plaatsen was deze functie door de overheid gereglementeerd in die zin, dat de vroedvrouwen een eed moesten afleggen. Dat had niet zozeer te maken met de kwaliteit van hun werk als wel met het feit, dat zij bij demeeste geboortes tegenwoordig waren, en dus ook bij de geboortes van "onwettige" kinderen. Soms was dit gevolg van overspel (een strafbaar feit). In veel andere gevallen betekende het minstens, dat moeder en kind ten laste kwamen van de diakonie. De moeder werd daarom bij de bevalling geprest om de naam van de vader van het kind te noemen. De vroedvrouw werd beëdigd om haar verklaring meer rechtskracht te geven. In Breskens werd evenwel pas in 1760 een beëdigd vroedvrouw aangesteld.
Overzicht van onder Breskens werkende vroedvrouwen/meesters
1760, eed van de vroedvrouw
Naast de chirurgijn en de vroedvrouw, die vast gevestigd waren in een plaats, zijn er ook nog rondtrekkende "chirurgijns", die hun kunsten komen tonen. Zij komen onder diverse benamingen voor, zoals operateur of steensnijder. Het is mij niet duidelijk, hoe hun activiteiten beoordeeld moeten worden.